De werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving en beleid voeren om ongewenst gedrag, zoals seksuele intimidatie, tegen te gaan. In de praktijk schieten werkgevers vaak tekort in hun zorgplicht, blijkt uit recente oordelen van het College voor de Rechten van de Mens. De ondernemingsraad (OR) moet erop aansturen dat de werkgever op de juiste manier optreedt tegen ongewenst gedrag.
De zorgplicht van de werkgever houdt onder meer in dat hij werknemers moet beschermen tegen seksuele intimidatie (een vorm van psychosociale arbeidsbelasting, PSA) en beleid moet voeren om seksuele intimidatie tegen te gaan (toolbox). Uit de zaken die het College voor de Rechten van de Mens het afgelopen jaar behandelde blijkt dat werkgevers niet goed op de hoogte zijn van hun zorgplicht of het lastig vinden om seksuele intimidatie effectief aan te pakken binnen de organisatie. Het College geeft daarom een richtlijn waar beleid tegen seksuele intimidatie aan moet voldoen.
Belangrijke aandachtsgebieden om seksuele discriminatie op de werkvloer tegen te gaan zijn:
De OR kan een belangrijke bijdrage leveren aan beleid tegen seksuele intimidatie. Bijdragen aan een veilige werkomgeving is zelfs een speciale opdracht van de OR, die volgt uit artikel 28, lid 1 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). De OR kan zijn initiatiefrecht gebruiken om hierover met de bestuurder in gesprek te gaan (artikel 23 WOR). Bovendien heeft de OR instemmingsrecht bij alle maatregelen die de bestuurder in dit kader neemt (artikel 27, lid 1d WOR). De tipsheet (pdf) van het College geeft hierbij praktische tips. De bestuurder doet er verstandig aan beleid tegen seksuele intimidatie samen met de OR op te stellen. De OR weet tenslotte wat er speelt op de werkvloer en kan zorgen voor draagvlak binnen de organisatie.