De versterking van de positie van ondernemingsraden komt er niet in de vorm van een grotere invloed bij de cao-onderhandelingen. Dat blijkt uit een brief die minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Mogelijk zijn er wel andere manieren om de medezeggenschapspositie te versterken.
Fracties van de Tweede Kamer hadden ter voorbereiding op het debat over de toekomst van cao’s ideeën opgesteld om de positie van de medezeggenschap te versterken. Minister Asscher van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer (pdf) hierop gereageerd. Deze brief bevestigt de eerdere mondelinge reactie van de minister dat hij het niet zag zitten om OR’en meer invloed te geven bij de cao-onderhandelingen.
In artikel 27, lid 3 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) staat dat instemming van de OR niet is vereist als de kwestie al in de cao is geregeld. Volgens Asscher is dit nog steeds actueel en zinvol. Aan de ene kant omdat alleen de vakbonden het overzicht hebben van de arbeidsverhoudingen waardoor ze professionele onderhandelaars zijn. Aan de andere kant hebben de vakbonden geen hiërarchische verhouding met werkgevers waardoor een onafhankelijke opstelling mogelijk is. Ook uit diverse internationale verdragen blijkt dat de positie van de vakbonden belangrijk is. Ten slotte vindt de minister dat er bij de cao-afspraken al mogelijkheden zijn voor maatwerk doordat er cao-bepalingen zijn die kunnen worden ingevuld op bedrijfsniveau.
De fracties van de Tweede Kamer deden ook algemene voorstellen om de positie van ondernemingsraden te versterken en daarop zal de minister in een aparte brief reageren. Het gaat daarbij onder andere om meer mogelijkheden voor medezeggenschap voor flexwerkers, hoe het recht op scholing beter geborgd kan worden, instemmingsrecht bij het aanvaarden of afwijzen van de beloning voor topbestuurders en instemmingsrecht bij overnames en daarbij ook bij surseance van betaling en faillissement.