Een werkgever mag een werknemer niet schorsen voor zijn werkzaamheden voor de OR. Volgens de Wet op de ondernemingsraden (WOR) kan alleen de kantonrechter een OR-lid uitsluiten van alle of van bepaalde werkzaamheden. In een recente rechtszaak wilde een werkgever een werknemer toch schorsen voor zowel zijn gewone werk als zijn OR-werk.
In de rechtszaak ging het om een werknemer die was geschorst omdat hij betrokken zou zijn geweest bij de politieke beïnvloeding van een raadslid. Daarbij was mogelijk misbruik gemaakt van dienstmiddelen en kon sprake zijn van belangenverstrengeling. Volgens de werkgever waren de OR-werkzaamheden verweven met de reden van de schorsing en daarom mocht het OR-lid ook zijn OR-werk niet uitvoeren.
Het OR-lid maakte bezwaar tegen het besluit van de werkgever, omdat hij vanwege zijn kleine aantal uren dienstverband vacatiegeld (geld voor het bijwonen van vergaderingen) voor zijn OR-werk hoorde te ontvangen. Volgens de Centrale Raad van Beroep moet de functie van de werknemer als ambtenaar los worden gezien van het gekozen OR-lidmaatschap.
In artikel 13 WOR staat ook dat alleen de kantonrechter een lid van de OR kan uitsluiten van zijn OR-werkzaamheden. Dat kan zowel op verzoek van de OR als de bestuurder gebeuren, maar de reden daarvoor moet ermee te maken hebben dat de persoon in kwestie het overleg tussen de OR en de bestuurder – of de werkzaamheden van de OR – ernstig verstoort. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het besluit om het OR-lid voor zijn OR-werkzaamheden te schorsen, moest worden herroepen.
Centrale Raad van Beroep, 12 maart 2015, ECLI (verkort): 741