Eerder kon u al lezen over de discussie die tussen werkgeversverenigingen en de wereld van de ondernemingsraden woedt; moet het Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO) blijven, of niet? Op donderdag 2 september heeft de SER het hoofd over deze kwestie gebogen, maar tot op heden zijn er nog geen knopen doorgehakt. De FNV Bondgenoten heeft onlangs wel laten weten dat de bond vindt dat het GBIO moet blijven.
Het GBIO is een scholingsfonds dat ondernemingsraadsleden in Nederland ondersteunt. Niet door training of advies op maat, maar door het verstrekken van een bijdrage voor trainingen en cursussen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze bijdrage kan geleverd worden, doordat iedere OR-plichtige organisatie (vijftig werknemers of meer) in Nederland een heffing op de loonsom moet afdragen. Dit wordt ook wel de WOR-heffing genoemd. Het GBIO – en de daar aan gekoppelde WOR-heffing – ligt nu onder vuur. Werkgevers willen van de WOR-heffing af. Zij zijn ervan overtuigd dat ondernemingsraden prima hun eigen boontjes kunnen doppen en op eigen initiatief de (bij)scholing met hun bestuurder kunnen regelen. FNV is het daar niet mee eens en laat zich horen.
Zo laat FNV Bouw weten haaks op de mening van de werkgevers te staan. Volgens FNV is het GBIO juist nu harder nodig dan ooit. De crisis vraagt namelijk om scherper beleid binnen organisaties, er vinden hervormingen plaats en werknemers werken vaker tot het uiterste. Dat vraagt om meer oplettendheid van uw raad en leidt automatisch tot meer werk. Juist nu is ondersteuning en een bijdrage in scholing meer dan welkom. FNV is bang dat als scholing en vorming van OR-leden aan de marktwerking overgelaten wordt de kwaliteit van opleidingen achteruit gaat. Alleen opleidingen die aan de door het GBIO gestelde voorwaarden voldoen, krijgen namelijk een subsidie. Dat leidt niet alleen tot trainingen die kwalitatief goed te noemen zijn, maar ook tot betaalbare trainingen en opleidingen.
De FNV heeft een aantal eisen opgesteld voor een goede scholing en vorming van ondernemingsraadsleden in Nederland. Deze eisen pleiten in feite voor het bestaan van het GBIO en luiden als volgt: