Per 30 december 2019 worden de ABU- en de NBBU-cao gelijkgetrokken. Werkgevers die met uitzendkrachten werken, hebben dan dus nog maar met één pakket aan arbeidsvoorwaarden te maken, ongeacht of de uitzendkrachten onder de ABU- of NBBU-cao vallen.
De twee uitzendkoepels ABU en de NBBU hebben samen met de vakbonden FNV, CNV, de Unie en LVB een akkoord bereikt over twee nieuwe gelijkluidende cao’s voor uitzendkrachten. De nieuwe cao’s hebben een looptijd van 30 december 2019 tot en met 31 mei 2021. Een paar wijzigingen gaan al per 1 september 2019 in.
Op dit moment staan er in de ABU- en de NBBU-cao nog verschillende afspraken voor het werken met uitzendkrachten. Per 30 december 2019 worden deze twee cao’s geharmoniseerd en gaan ze dezelfde afspraken bevatten. Eén van de veranderingen in de nieuwe cao’s is dat de werkgever geen zogenoemde draaideurconstructies kan toepassen bij het werken met uitzendkrachten. Uitzendkrachten hebben pas na 78 weken recht op loondoorbetaling als de opdrachtgever geen werk voor hen heeft. Dit blijft zo onder de nieuwe cao’s. Wat wel wijzigt, is dat de periode van 78 weken niet opnieuw begint te lopen als de werkgever de uitzendkracht via een ander uitzendbureau aan de slag laat gaan. Ook komt er een einde aan opvolgende dag- of weekcontracten. Elk opvolgend contract bij dezelfde werkgever moet minimaal vier weken duren.
In de nieuwe cao’s is ook een verbetering van de inlenersbeloning opgenomen. Zo krijgen uitzendkrachten straks recht op toeslagen voor fysiek en zwaar werk en een vergoeding van de reisuren als de werkgever deze ook betaalt aan werknemers die bij hem in dienst zijn. Ook is er in de nieuwe cao’s voor uitzendkrachten meer aandacht voor duurzame inzetbaarheid.