In principe hoort elke werknemer die onvrijwillig uit dienst treedt een transitievergoeding te ontvangen, maar in de praktijk gebeurt dat vaak niet. Demissionair minister Van Gennip van SZW gaat onderzoeken of daarom een wetswijziging nodig is.
Begin dit jaar publiceerde Follow the Money een artikel over de transitievergoeding bij ontslag. Een deel van de werkgevers zou deze vergoeding niet standaard uitbetalen. Pas als een werknemer erom vraagt, komen zij in actie. Soms gaat het om onwetendheid, soms gebeurt het bewust. Instanties controleren er niet op. Vakbond FNV beweert op basis van eigen onderzoek zelfs dat 80 tot 90% van de uitzendkrachten geen transitievergoeding krijgt. Hoewel brancheorganisatie ABU vraagtekens zet bij die conclusie, ziet ook de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten dat uitleners de vergoeding niet altijd uit zichzelf betalen. Tweede Kamerlid Patijn (Groenlinks-PvdA) besloot hierover Kamervragen te stellen. De minister heeft daar nu op gereageerd.
De minister schrijft dat een werknemer recht heeft op een transitievergoeding als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband te beëindigen of niet te verlengen. Of de werknemer een vast, tijdelijk of flexibel contract heeft, maakt daarbij geen verschil. Ook uitzendkrachten hebben recht op de vergoeding. In een aantal specifieke situaties hoeft de werkgever geen vergoeding te betalen, bijvoorbeeld als de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Daarnaast mag een werkgever de vergoeding soms in termijnen betalen.
De minister benadrukt dat het onderzoek van FNV geen goede graadmeter is om vast te stellen hoeveel het voorkomt dat werkgevers de transitievergoeding niet betalen. Momenteel wordt de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) geëvalueerd. In deze evaluatie wordt ook bekeken in welke mate werknemers bekend zijn met de transitievergoeding, of werkgevers zich goed houden aan hun plicht om de vergoeding te betalen en of de regels voor het opeisen van de vergoeding goed werken.
De minister verwacht op basis van de WAB-evaluatie te kunnen bepalen of er een aanleiding is om de wetgeving voor de transitievergoeding (toolbox) aan te passen. Hierbij zal ook worden gekeken naar de vervaltermijn voor het opeisen van de vergoeding. De wet bepaalt nu dat als een werkgever niet zelf overgaat tot betaling van de transitievergoeding en hij ook niet ingaat op een werknemersverzoek om te betalen, de werknemer binnen drie maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst een verzoekschrift moet indienen bij de kantonrechter om de vergoeding op te eisen. Doet de werknemer dit niet, dan verliest hij in principe het recht op de vergoeding.