In 2022 hebben werkgevers in de overheids- en marktsector de gezamenlijke doelstelling voor het creëren van extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking niet behaald. Dat is al voor het derde jaar op rij. Ook afgelopen jaar was dit vooral te wijten aan de overheidswerkgevers.
De banenafspraak houdt in dat werkgevers in 2026 125.000 extra banen moeten hebben gecreëerd voor mensen met een arbeidsbeperking ten opzichte van de nulmeting uit 2012; 100.000 door ‘de markt’ en 25.000 door de overheid. Het aantal extra gerealiseerde banen stond eind 2022 echter op 81.117, terwijl dit volgens het ‘schema’ 92.500 moest zijn. In totaal waren er eind 2022 156.296 banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak. Dat in inclusief de 75.179 banen ten tijde van de nulmeting.
Met 71.113 extra banen hebben de marktwerkgevers – net als in 2021 – de eigen tussentijdse doelstelling van 70.000 behaald. De overheidswerkgevers hebben met 10.004 extra banen nog niet de helft van de eind 2022 beoogde 22.500 banen gecreëerd. Kijkend naar alleen 2022, dan heeft de markt 10.146 extra banen gerealiseerd ten opzichte van eind 2021. Bij de overheid was er in die periode zelfs een daling te zien van 1.838 banen. Toch blijkt uit het onderzoeksrapport ‘Arbeidsmarkt in kaart: werkgevers’ van het Sociaal Cultureel Planbureau dat 58,8% van de ondervraagde overheidswerkgevers mensen met een arbeidsbeperking in dienst heeft, tegenover 18,3% van álle ondervraagde werkgevers.
Minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, die jaarlijks rapporteert over de doelstellingen, complimenteert de marktwerkgevers, maar noemt het achterblijven van de overheidswerkgevers teleurstellend en zorgelijk. Specifieke maatregelen voor overheidswerkgevers moeten deze achterstand verkleinen. Eerder kondigde de minister al aan onder meer de doelgroep van de banenafspraak uit te willen breiden en het wetsvoorstel voor vereenvoudiging van de banenafspraak te hervatten, om zo het doel van 125.000 extra banen in 2026 te halen.