Dwangsom eisen bij niet op tijd ontvangen uitspraak bezwaar

25 maart 2024 | Door redactie

Een belastingplichtige die niet op tijd een uitspraak ontvangt op een verzoek of bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst kan in aanmerking komen voor een dwangsom. De fiscus moet dan door de belastingplichtige in gebreke worden gesteld. Het kan bij een dwangsom om een flink bedrag gaan bleek onlangs uit een rechtszaak.

Als een belastingplichtige een verzoek of bezwaar (tool) bij de Belastingdienst indient, moet de inspecteur binnen de wettelijke termijn (in principe zes weken) een uitspraak hebben gedaan. Wordt er binnen die wettelijke termijn geen beslissing ontvangen, dan kan de belastingplichtige aanspraak maken op een dwangsom. Om in aanmerking te komen voor een dwangsom, moet de belastingplichtige aan de fiscus schriftelijk doorgeven dat hij niet binnen de wettelijke termijn over het verzoek of het bezwaar heeft beslist en de fiscus in gebreke stellen, de fiscus verzoeken om alsnog binnen twee weken een beslissing te nemen en een dwangsom eisen als er binnen 2 weken geen beslissing is ontvangen. Hiervoor staat een formulier op de site van de Belastingdienst. Aan het indienen van deze eis is geen termijn verbonden, als deze maar niet onredelijk laat wordt ingediend.

Flink bedrag aan dwangsom betalen

Dat het bij het eisen van een dwangsom om een flink bedrag kan gaan bleek onlangs uit deze rechtszaak (ECLI verkort): 1660). Het ging hier om iemand die in beroep was gegaan omdat de inspecteur niet tijdig had beslist op zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting (IB) 2017 en de bezwaren tegen de IB-aanslagen voor de jaren 2018 en 2019. De rechter oordeelde dat niet was gebleken dat de inspecteur al uitspraken op bezwaar had gedaan. Nu de beslistermijn was verstreken, had de belastingplichtige recht op de maximale dwangsom. Dat ging hier sowieso om een bedrag van € 1.442. De inspecteur moest ook aan belanghebbende een dwangsom gaan betalen van € 100 voor elke dag waarmee hij de termijn van beslissen overschreed, met een maximum van € 15.000. Het beroep ten aanzien van de ambtshalve vermindering werd afgewezen door de rechter.