De bestuurder van een seniorenorganisatie sloeg het negatieve advies van de OR over een reorganisatieplan in de wind. De OR stapte naar de Ondernemingskamer in Amsterdam, waar het oordeel luidde dat de bestuurder het negatieve advies niet mocht negeren. Hierdoor moest de bestuurder de uitvoering van de reorganisatie stoppen.
De Ondernemingskamer vond een vlotte reactie van de OR bij deze adviesaanvraag nodig, maar vond ook dat de OR de adviesaanvraag met zorgvuldigheid moest behandelen. De OR was van mening dat de bestuurder het adviesrecht van de OR had geschonden (artikel 25, lid 6 van de WOR) en kreeg hierin gelijk. De bestuurder moest het genomen besluit intrekken en alle gevolgen van dit besluit over de reorganisatie ongedaan maken.
De organisatie kampte met financiële problemen en daarom legde de bestuurder een reorganisatieplan voor aan de OR. Met dit plan zouden tien van de 28 arbeidsplaatsen komen te vervallen. De OR vroeg aanvullende informatie aan bij de bestuurder, maar ontving niets. Mede door de onduidelijkheid over de inrichting van de nieuwe functies volgde een negatief advies. Toch ontvingen tien werknemers een brief met de mededeling dat het vanwege de reorganisatie noodzakelijk was om het contract te beëindigen. Hierin zag de OR een uitvoering van het genomen besluit en droeg de bestuurder op om de reorganisatie te staken. Dit gebeurde niet, waardoor er sprake was van een schending van het adviesrecht.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam, 3 augustus 2011, LJN: BR4231