In artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) is vastgelegd bij welke onderwerpen een ondernemingsraad (OR) instemmingsrecht heeft. Daarnaast geven diverse wetten de OR overeenstemmingsrecht. Die beide rechten moet de OR niet met elkaar verwarren.
De onderwerpen waarbij een ondernemingsraad (OR) instemmingsrecht heeft, staan grotendeels in artikel 27, lid 1 WOR. De bestuurder moet de OR om instemming vragen als hij een regeling die betrekking heeft op deze onderwerpen wil invoeren, aanpassen of intrekken. Voor sommige besluiten heeft de bestuurder overeenstemming met de OR nodig. Een belangrijk verschil tussen het instemmings- en overeenstemmingsrecht is de beroepsmogelijkheid die de bestuurder heeft als de OR het niet eens is met zijn voorgenomen besluit.
Als de OR niet instemt met het voorgenomen besluit waarvoor de bestuurder zijn instemming heeft gevraagd, kan de bestuurder vervangende toestemming (infographic) vragen aan de kantonrechter (artikel 27, lid 4 WOR). Dit laatste is bij het overeenstemmingsrecht geen optie. Als de bestuurder dan geen overeenstemming met de OR bereikt, heeft hij namelijk geen beroepsmogelijkheid. Bij het overeenstemmingsrecht heeft de OR dus echt het laatste woord (artikel). Als de OR niet wil dat de bestuurder een besluit doorvoert, gebeurt het ook niet. Bij een afwijzend antwoord van de OR mag de bestuurder zijn voorgenomen besluit onder geen enkele omstandigheid doorvoeren.
Het overeenstemmingsrecht is niet vastgelegd in de WOR, maar in een aantal andere wetten, zoals de Arbeidstijdenwet (ATW), de Arbowet en de Wet arbeid en zorg (WAZO). Zo heeft de OR overeenstemmingsrecht op de keuze van de bedrijfsarts volgens artikel 14 lid 9b van de Arbowet. Het overeenstemmingsrecht kan, net als extra instemmingsrechten, ook in de cao zijn opgenomen.