Voor ongeveer 2,5 miljoen werknemers is inmiddels een cao-afspraak gemaakt over een regeling voor vervroegd uittreden (RVU). Het aantal werknemers dat daadwerkelijk gebruikmaakt van zo’n RVU-afspraak, is verder toegenomen.
Sinds 2021 geldt een tijdelijke regeling die het voor werknemers makkelijker moet maken om eerder te stoppen met werken. Deze regeling houdt in dat een werkgever vertrekkende werknemers vanaf 36 maanden voor de AOW-leeftijd maximaal € 22.488 bruto per jaar (bedrag 2022) mag meegeven, zonder dat hij daarover de RVU-heffing van 52% aan de fiscus moet betalen. Over de toepassing van die RVU-drempelvrijstelling zijn afspraken te maken in de cao. In een update aan de Tweede Kamer heeft minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen laten weten hoe vaak dat voorkomt: eind 2021 was voor minstens 43% van alle werknemers die onder een cao vallen, een collectieve RVU-afspraak gemaakt. In totaal gaat het om ongeveer 2,5 miljoen werknemers.
Het aantal afspraken is snel gestegen: in maart 2021 was er nog voor 27% van de cao-werknemers een RVU-afspraak gemaakt. Maar lang niet iedereen kan ook echt terugvallen op een RVU-afspraak. De meeste cao-partijen komen namelijk overeen dat alleen werknemers met zware functies en een bepaald aantal dienstjaren onder de regeling vallen. In de meeste cao’s wordt ook afgesproken dat de maximale RVU-uitkering per jaar gelijk is aan het fiscaal vrijgestelde bedrag (€ 22.488 in 2022 dus). Hoewel voor parttimers hetzelfde vrijgestelde bedrag geldt, spreken cao-partijen voor hen vaak af dat ze een bedrag naar rato van hun deeltijdfactor kunnen krijgen. Verder beperken veel cao-partijen de duur van de uitkering tot één of twee jaar (in plaats van drie jaar).
Doet een werkgever een uitbetaling voor een RVU, dan moet hij dit aangeven in de loonaangifte. Op basis van deze registraties heeft UWV geconstateerd dat in 2021 5.101 werknemers met RVU zijn gegaan. Eind april 2021 ging het nog om 1.703 werknemers. Hieronder vallen ook RVU’s (artikel) die werkgevers en werknemers buiten de cao om zijn overeengekomen.
Voor een deel van de werknemers is een RVU financieel niet haalbaar of aantrekkelijk. Werknemers zijn eerder geneigd om van een RVU-afspraak te profiteren als ze de financiële consequenties goed kunnen overzien en een goed pensioen hebben opgebouwd. Ook speelt mee dat werknemers nog niet bekend zijn met de regeling of de mogelijkheden. Daarnaast is de krapte op de arbeidsmarkt van invloed; werkgevers proberen werknemers zo lang mogelijk te behouden.