Ten onrechte niet ingehouden loonbelasting kan de Belastingdienst naheffen bij u als werkgever of navorderen bij de werknemer. Bij de keuze tussen die twee opties moet de fiscus zich laten leiden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dat kwam onlangs ook naar voren in een rechtszaak bij het gerechtshof in Den Bosch.
Een werknemer moet over zijn salaris inkomstenbelasting betalen. U houdt daarom een voorbelasting in op dit salaris in de vorm van loonbelasting, wat u vervolgens afdraagt aan de fiscus. In deze zaak bleek uit een boekenonderzoek van de Belastingdienst dat een werknemer in een bv een bonus van € 11.000 gekregen. Hierover was ten onrechte geen loonbelasting ingehouden. De werknemer had dit bedrag ook niet opgegeven in zijn aangifte inkomstenbelasting. Hij kreeg daarom een navorderingsaanslag inkomstenbelasting op de mat. Die wilde hij echter niet betalen, omdat hij van mening was dat de fiscus bij zijn werkgever moest aankloppen.
De zaak kwam uiteindelijk terecht op het bordje van het gerechtshof in Den Bosch. De raadsheren stelden dat een belastinginspecteur bij onterecht niet-ingehouden loonbelasting zelf mag kiezen of hij een naheffingsaanslag aan de werkgever oplegt, of dat hij een navorderingsaanslag naar de werknemer stuurt. Hij moet zich daarbij wel houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waartoe onder meer het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel behoren. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake als de inspecteur voor de ene werknemer gaat naheffen en bij de ander gaat navorderen. Volgens het gerechtshof speelde dat in deze rechtszaak geen rol en mocht de inspecteur de loonbelasting navorderen bij de werknemer. De inspecteur kreeg dus gelijk.
Hof ’s-Hertogenbosch, 8 april 2011, LJN: BQ9044