Dat er binnen een team al veel vrouwen werken, betekent niet dat een werkgever een sollicitante vanwege deze reden mag afwijzen. Dit blijkt uit een oordeel van het College voor de Rechten van de Mens.
In de zaak solliciteerde een kandidate naar de functie van advocaat-stagiair bij een advocatenkantoor. In het gesprek vertelde de sollicitante dat zij een relatie had met de broer van een net aangenomen werknemer bij het kantoor. Ze gaf aan dat er tussen de twee broers spanningen waren, maar dat dit geen invloed op haar werk zou hebben. Naar aanleiding van de sollicitatie zegde de zwager van de sollicitante echter zijn arbeidsovereenkomst bij het kantoor op. Het kantoor wees de kandidate vervolgens af voor de functie. In een mail gaf het advocatenkantoor twee redenen voor de afwijzing: de (verstoorde) familierelatie én de teamsamenstelling, die voornamelijk uit vrouwen bestond. Het kantoor gaf daarom de voorkeur aan een mannelijke kandidaat.
De sollicitante stapte naar het College, omdat het advocatenkantoor volgens haar verboden onderscheid had gemaakt op grond van geslacht (tool). Het College bevestigde dit en gaf aan dat het vrouw-zijn van een sollicitant geen rol mag spelen in de sollicitatieprocedure. Dit mag alleen als het gaat om een geslachtsbepalende functie, wat hier niet het geval was. Het argument van het advocatenkantoor dat het toegestaan was een voorkeursbeleid te voeren en dat het kantoor daarom de voorkeur mocht geven aan een man, wees het College ook af. Een voorkeursbeleid kan namelijk alleen gevoerd worden voor vrouwen en is bedoeld om de achterstand van een bepaalde groep op de arbeidsmarkt te verminderen.
Het oordeel van het College toont aan dat het voor werkgevers verstandig is om een afwijzing bij een sollicitatie zorgvuldig te formuleren.
College voor de Rechten van de Mens, 2 december 2016, Oordeel: 2016-131