SER adviseert: maak deelname aan OR toegankelijker

18 oktober 2019 | Door redactie

De Sociaal-Economische Raad (SER) vindt dat er nog te veel obstakels zijn om plaats te nemen in de ondernemingsraad (OR). Dit schrijft de SER in haar advies aan minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

In oktober 2018 vroeg minister Koolmees aan de Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de SER om advies om de medezeggenschap in organisaties te bevorderen. In haar onlangs uitgebrachte advies (pdf) schrijft de SER dat werknemers nog te veel obstakels zien die hen ervan weerhouden om zitting te nemen in de OR. In haar rapport benoemt de SER 11 concrete belemmerende factoren. Die variëren van te weinig tijd voor OR-werk en het imago van de zittende OR tot angst om zich kritisch uit te laten over de organisatie. Bij een derde van de ondervraagde organisaties is er zelfs helemaal geen OR, hoewel deze organisaties hier volgens artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) wel toe verplicht zijn.

Organisaties laten kansen medezeggenschap onbenut

De SER constateert dat veel organisaties kansen onbenut laten om de medezeggenschap in organisaties te bevorderen en komt in haar rapport met twee belangrijke aanbevelingen:

  • Betrek flexwerkers meer bij de medezeggenschap.
  • Verruim het kiesrecht voor uitzendkrachten.

Meer OR-rechten voor flexwerkers

Volgens de SER benutten organisaties niet alle mogelijkheden uit de WOR om flexwerkers te betrekken bij de medezeggenschap en hun belangen te behartigen. Zo staat in artikel 6, lid 4 WOR dat de bestuurder in overleg met de OR de groep in de organisatie ‘werkzame personen’ kan uitbreiden. Door flexwerkers als zodanig aan te duiden, kan de bestuurder hun ook de mogelijkheid bieden om zich verkiesbaar te stellen voor de OR.

Uitzendkracht wacht lang op kiesrechten OR

De SER adviseert daarnaast om de kiesrechttermijnen voor uitzendkrachten te verkorten. In de huidige situatie hebben uitzendkrachten een stem in de organisatie, maar kunnen zij die officieel pas laten horen als zij langdurig voor de inlenende organisatie werken. Dit komt doordat er voor uitzendkrachten een wachttijd van 24 maanden geldt. Hierdoor krijgt een uitzendkracht pas na 30 maanden actief kiesrecht (wachttijd plus 6 maanden opbouwtijd van het kiesrecht) en na 36 maanden passief kiesrecht (wachttijd plus 12 maanden opbouw van het kiesrecht).

Kortere kiesrechttermijnen moet betrokkenheid uitzendkrachten vergroten

De SER adviseert om de wachttijd van 24 maanden te verkorten naar 15 maanden. In juli dit jaar adviseerde de SER al om de kiesrechttermijnen voor het kiesrecht te verkorten. Met deze termijnen zou de uitzendkracht bij de inlenende organisatie veel sneller kiesrecht krijgen: na 18 maanden actief kiesrecht en na 18 tot 21 maanden passief kiesrecht. De SER verwacht dat uitzendkrachten met deze verkorte termijnen meer betrokken zullen zijn bij de OR van de inlenende organisatie. Dit leidt in de OR bovendien tot een betere afspiegeling van alle werkenden in de organisatie.

Bijlagen bij dit bericht