Op de werkvloer worden steeds vaker robots en cobots ingezet om werkzaamheden over te nemen of samen met werknemers uit te voeren. Deze interactie tussen machine en mens heeft voordelen, maar brengt ook nieuwe risico’s met zich mee. Die moet de werkgever opnemen in de RI&E.
Aan het gebruik van machines op de werkvloer worden strenge veiligheidseisen gesteld. Ook robots en cobots zijn machines die moeten voldoen aan de Machinerichtlijn (Europese richtlijn 2006/42/EG machines). Omdat de ontwikkelingen heel snel gaan (denk aan machines die door AI aangestuurd worden en meewerkende robots), heeft TNO onderzocht of de Machinerichtlijn wel toereikend is om de nieuwe risico’s die hierdoor ontstaan, af te schermen. Dit om arbeidsongevallen te voorkomen. In 2021 is daarom een nieuwe Machineverordening gepubliceerd. Daarin staat dat fabrikanten de risico’s moeten inventariseren voor de complete levenscyclus van een machine: van vervoer, installatie en reinigen tot onderhoud en werken met de machine.
Omdat de werksituatie per organisatie kan verschillen, worden hiermee niet alle risico’s ondervangen. Werkgevers moeten ook zelf nog een inventarisatie van de risico’s van het gebruik van dit soort machines op de werkvloer maken. Ze kunnen daarvoor gebruikmaken van GRIP (Guarding Robot Interaction Performance), een door TNO ontwikkelde risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Die is speciaal bedoeld voor cobots (robots die met werknemers samenwerken) op de werkvloer en houdt rekening met de eisen uit de Machineverordening. Via een digitale vragenlijst loopt de gebruiker diverse aspecten van veiligheidsrisico’s en maatregelen na. Welke dat zijn hangt af van het type cobot. GRIP is ook geschikt om vóór aanschaf van een robot of cobot een RI&E te maken.