Doordat veel werknemers op dit moment digitaal moeten werken, zijn ze niet meer afhankelijk van een kantoor. Hierdoor is het mogelijk om altijd en overal de werkzaamheden te verrichten. Toch is de plek waar dat werk wordt uitgevoerd belangrijker dan vaak wordt gedacht.
Gedragswetenschapper Julia Schlegelmilch van de Vrije Universiteit Amsterdam onderzocht hoe de fysieke werkplek – bijvoorbeeld het kantoor of de thuiswerkplek – invloed heeft op het uitoefenen van digitaal werk. Vaak wordt vergeten dat de fysieke werkomgeving het werk kan belemmeren of juist ondersteunen. De gedragswetenschapper ontdekte onder andere dat collega’s die op kantoor al een nauwe band hadden met elkaar, een nóg hechtere band kregen als ze op afstand gingen werken, zoals nu in de coronacrisis. De minder hechte relaties met andere collega’s verwaterden juist door het thuiswerken.
Naast de lastige balans tussen werk en privé, noemen werknemers vaak het gemis van collega’s als nadeel van het massale thuiswerken door de coronacrisis. Ze hebben ontdekt welke cruciale rol het kantoor speelt in het contact met collega’s, bevestigt het onderzoek. Het praatje bij de koffieautomaat zorgde er ook voor dat ze medewerkers van andere afdelingen spraken en zo een breder netwerk van collega’s onderhielden.
Daarnaast delen werknemers op kantoor meer ideeën met elkaar dan in een thuiswerksituatie. Op kantoor vertonen werknemers meer innovatief gedrag. Het onderzoek raadt managers daarom aan om goed na te denken over wanneer teams waar kunnen werken. Werknemers die bijvoorbeeld rustig en geconcentreerd aan een rapport willen werken, zijn thuis waarschijnlijk beter af. Willen ze brainstormen met collega’s en nieuwe ideeën spuien, dan leent het kantoor zich daar weer beter voor.