Als een werkgever met een werknemer een financiële regeling overeenkomt om eerder met pensioen te gaan, is de kans groot dat het gaat om een regeling voor vervroegde uittreding (RVU). Omdat de wetgever geen voorstander is van zulke regelingen en langer doorwerken wilde stimuleren, geldt sinds 2005 voor zo’n RVU een strafheffing. De werkgever betaalt een extra eindheffing over de uitkeringen uit deze regeling, de werkgeversbijdragen en de -premies. En die RVU-boete is niet mals: het gaat om 52% pseudo-eindheffing.
Sinds 2021 geldt er onder voorwaarden tijdelijk een versoepeling van de RVU-heffing voor werknemers die binnen drie jaar van de AOW-gerechtigde leeftijd zitten.