Een OR-lid heeft ontslagbescherming. Zo kan een bestuurder zich niet op een gemakkelijke manier ontdoen van een OR-lid dat regelmatig lastige vragen stelt. Ondanks die ontslagbescherming kan een OR-lid in bepaalde situaties toch de laan uitvliegen.
Het opzegverbod voor OR-leden is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het houdt in dat een bestuurder een OR-lid niet mag ontslaan vanwege zijn lidmaatschap van de OR. Dit opzegverbod is ook van toepassing op:
Ondanks de ontslagbescherming zijn er situaties waarin een OR-lid wel ontslagen mag worden. Het opzegverbod geldt namelijk niet als een ontslag géén verband houdt met omstandigheden waarover het opzegverbod gaat. In dit geval: zijn werk als OR-lid.
Dat betekent dat een OR-lid bijvoorbeeld wel ontslagen mag worden als zijn functie vervalt als gevolg van een reorganisatie, vanwege disfunctioneren in zijn eigen functie of omdat hij zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen. De werkgever moet dan wel bewijzen dat het ontslag niets te maken heeft met het OR-lidmaatschap van de werknemer.
Vanwege het opzegverbod kan de werkgever met een ontslagvergunning van UWV niet rechtsgeldig opzeggen. Voor een ontslag van een OR-lid moet de bestuurder ontbinding van de arbeidsovereenkomst vragen aan de rechter. Die toetst of het ontslag niet samenhangt met het OR-lidmaatschap.