De extra verhoging van het wettelijk minimumloon waar de Tweede Kamer onlangs nog mee instemde, gaat toch niet door. De BBB heeft namelijk laten weten in de Eerste Kamer tegen te gaan stemmen. Daarmee is er in de Eerste Kamer geen meerderheid voor de verhoging.
Lees ook het nieuwsartikel Hoogte minimumuurloon per 1 juli 2024 bekend
Elk half jaar – per 1 januari en per 1 juli – wordt het wettelijk minimumloon geïndexeerd. Daar zou per 1 juli 2024 een extra verhoging van 1,2% bovenop komen, als het aan de Tweede Kamer lag. Maar deze verhoging is van de baan, omdat de partij BBB heeft laten weten tegen te gaan stemmen in de Eerste Kamer. Daardoor zal er geen meerderheid zijn voor de extra verhoging. BBB-senator Eugene Heijnen liet dat weten aan de NOS. BBB stemde ook al tegen de verhoging in de Tweede Kamer.
Heijnen gaf als reden voor de voorgenomen tegenstem van zijn partij dat de verhoging van het minimumloon de laatste jaren al fors was en dat werkgeverslasten erdoor zouden stijgen. Ook gaf hij als reden dat het de overheid meer geld zou kosten, omdat de uitkeringen en de AOW meestijgen met de verhoging van het wettelijk minimumloon. De partij ziet meer in het verhogen van het nettominimumloon door bijvoorbeeld het verlagen van premies en belastingen. Op deze manier houden volgens Heijnen mensen per maand meer over.
Vakbond FNV heeft laten weten het ‘schandalig’ te vinden dat de BBB de verhoging tegenhoudt. Volgens de vakbond blijken de beloftes over meer bestaanszekerheid niets waard. Daarentegen lieten ondernemersorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW eerder al weten geen voorstander te zijn van de extra verhoging. Zij riepen de Tweede Kamer op om tegen te stemmen. Volgens de organisaties steeg het minimumloon de afgelopen jaren al zo sterk dat het voor veel, vooral kleine ondernemingen, bijna niet meer op te brengen is. Zo was er onder meer de bijzondere verhoging van het WML per 1 januari 2023 met 8,05% en geldt er sinds dit jaar een wettelijk minimumuurloon. Net als Heijnen zien de ondernemersorganisaties meer in het verlagen van de belasting- en premiedruk.