Verplicht aangifte doen met eHerkenning toegestaan

5 december 2022 | Door redactie

Volgens de Hoge Raad heeft de verplichting om met eHerkenning aangifte loonheffingen te doen een wettelijke basis. Aan deze verplichting mogen ook kosten zijn verbonden maar deze mogen niet onevenredig hoog zijn.

Om vanaf 1 januari 2020 aangifte loonheffingen te kunnen doen bij de Belastingdienst is het voor werkgevers nodig om het inlogmiddel eHerkenning (video) aan te schaffen. De kosten bedragen hiervoor € 20 tot € 25 per jaar. Ook de aangifte vennootschapsbelasting en BTW moeten via dit inlogmiddel worden gedaan. Die verplichte aanschaf en de kosten die een belastingplichtige hiervoor moet maken leidde tot onderstaande rechtszaak en vervolgens tot cassatie. De Hoge Raad heeft nu antwoord gegeven.

Geen wettelijk basis voor eHerkenning

In de betreffende zaak had een werkgever geen aangifte loonheffingen gedaan en kreeg daarom een naheffingsaanslag opgelegd. Zij stelde dat zij wel aangiften voor de loonheffingen had willen doen, maar dat zij geen aangifte had kunnen doen, omdat zij geen eHerkenning had. Volgens de bv was er geen wettelijke basis voor het doen van aangiften door middel van eHerkenning, zolang de Wet digitale overheid niet in werking was getreden. De rechter vond ook dat er geen wettelijke basis aanwezig was. Daarop wilde de Advocaat-Generaal weten van de Hoge Raad of er wel of niet een wettelijke basis aanwezig is voor het verplicht doen van aangifte met eHerkenning.

Hoge Raad heeft antwoord gegeven op twee vragen

De Hoge Raad heeft onlangs antwoord op de twee volgende vragen gegeven:

  1. Is er een wettelijke grondslag voor de verplichting om met eHerkenning aangifte te doen; en
  2. Is het toelaatbaar dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te voldoen?

Het antwoord van ons hoogste rechtsorgaan op de eerste vraag luidt dat de regeling die het gebruik van eHerkenning bij het doen van aangiften loonheffingen in feite verplicht stelt, een op de Algemene wet inzake rijksbelastingen gegronde regeling is waarin is bepaald op welke wijze het elektronisch berichtenverkeer met de Belastingdienst plaatsvindt. Daarmee is sprake van een wettelijke grondslag voor de verplichting om voor het doen van dergelijke aangiften gebruik te maken van eHerkenning.

Kosten mogen niet onevenredig zijn

Wat betreft de tweede vraag heeft de Hoge Raad aangegeven dat er geen rechtsregel in de weg staat dat bij of krachtens een wettelijke regeling aan belastingplichtigen of inhoudingsplichtigen verplichtingen worden opgelegd waaraan voor hen kosten zijn verbonden. Deze kosten mogen echter niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de desbetreffende regeling te dienen doelen. De rechter kan dus toetsen of de wetgever bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot deze regeling heeft kunnen komen.
De Hoge Raad heeft aangegeven dat de kosten voor de aanschaf van eHerkenning voor ondernemingen die een loonadministratie moeten voeren niet van een zodanige omvang zijn dat zij onevenredig zijn in verhouding tot de gerechtvaardigde doelen die de staatssecretaris van Financiën met de regeling heeft nagestreefd.
Hoge Raad, 2 december 2022, ECLI (verkort): 1787

 

Bijlagen bij dit bericht