Voor elk kind dat een werknemer krijgt, krijgt hij apart ouderschapsverlofrechten. Voor het geboorteverlof geldt dat niet: als de partner van de werknemer bevalt van een meerling, kan hij niet dubbel verlof opnemen.
Sinds dit jaar is de kraamverlofregeling uit de Wet arbeid en zorg (WAZO) verdwenen en vervangen door het geboorteverlof. Dit verlof duurt maximaal eenmaal de wekelijkse arbeidsduur van een werknemer (de in het arbeidscontract afgesproken arbeidsduur). Voor veel werknemers is de nieuwe regeling een verbetering, aangezien het kraamverlof ongeacht de arbeidsduur twee dagen duurde. De Rijksoverheid licht op haar website de duur van het geboorteverlof toe. Daarin wordt onder andere benadrukt dat een werknemer bij de geboorte van een meerling, zoals een tweeling of drieling, recht heeft op één werkweek verlof. Het is dus niet zo dat de werknemer bij de bevalling van een tweeling ook twee keer de wekelijkse arbeidsduur aan geboorteverlof kan opnemen.
Ook onder de kraamverlofregeling had de werknemer geen recht op dubbel verlof bij een meerling. Voor het ouderschapsverlof (tool) – die andere verlofvorm die direct gerelateerd is aan een kind van een werknemer – ligt dit anders. Op basis van de WAZO krijgt de werknemer per kind een verlofrecht van 26 maal de arbeidsduur per week. In theorie zou een werknemer dus voor een tweeling een heel jaar weg kunnen blijven. Bovendien heeft zijn partner dat recht ook. Echter hebben werknemers tijdens het ouderschapsverlof geen recht op loon, tenzij in de cao of de arbeidsvoorwaardenregeling anders is bepaald. Bij het geboorteverlof moet de werkgever wél het volledige loon doorbetalen, al kunnen op basis van een cao tot 1 juli 2019 hiervoor nog afwijkende regels gelden.