De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) doet waar hij voor bedoeld is: het betalen van erf- en schenkbelasting is geen belemmering voor bedrijfsopvolging. Maar de BOR is voor dit doel niet de meest voordelige optie voor de schatkist. Dat concludeert het Centraal Planbureau (CPB) na een evaluatie van de fiscale regelingen voor bedrijfsopvolging.
De BOR (rekentool) geeft opvolgers een flink fiscaal voordeel. Opvolgers die (aandelen in) een onderneming erven of geschonken krijgen betalen in 2022 over de eerste € 1.134.403 geen erf- of schenkbelasting. Boven die grens geldt nog een vrijstelling van 83%. De regeling moet het voor opvolgers makkelijker maken om de onderneming voort te zetten, omdat zij niet meteen een fikse belastingrekening voor hun kiezen krijgen.
In dat doel slaagt de BOR prima, concludeert het CPB. Door de hoge vrijstelling is de erf- en schenkbelasting geen sta-in-de-weg voor de voortzetting van de onderneming. Maar op de vraag of de BOR dan ook ‘noodzakelijk en doelmatig’ is komt het CPB tot een ander antwoord. Het planbureau heeft daarvoor bedrijfsopvolgingen bestudeerd in de periode van 2010 tot en met 2017. En in een substantieel deel van de gevallen blijkt dat de opvolgers genoeg financiële middelen hadden om de belastingrekening te voldoen. Voor erfenissen was dat in 76% van de gevallen zo, voor schenkingen 41%. Het verschil zit ‘m erin dat de opvolger bij een erfenis het hele vermogen erft, terwijl bij een schenking alléén het ondernemingsvermogen wordt geschonken. Bovendien komen relatief kleine belangen in een onderneming óók in aanmerking voor de BOR, terwijl daar volgens het CPB geen onoverkomelijke belastingrekening aan vastzit als de vrijstelling niet zou gelden. Een belangrijk deel van de opvolgers zou dus ook zonder de BOR de onderneming hebben kunnen voortzetten. Daarmee is de BOR dus lang niet altijd noodzakelijk, aldus het CPB.
Daar komt nog bij dat de faciliteit de Belastingdienst flink wat werk bezorgd. De inspecteur moet namelijk per geval vaststellen of aan de voorwaarden voor de BOR (infographic) is voldaan. Het financiële belang voor de opvolgers is vanwege de flinke vrijstelling groot, en over de BOR wordt dan ook regelmatig gesteggeld in de rechtszaal. Deze grote druk op de uitvoering maakt dat de BOR volgens het CPB ook niet doelmatig is. Wel stelt het planbureau vast dat Nederland met een vrijstelling voor bedrijfsoverdracht internationaal gezien niet afwijkt. Ook de meeste andere EU-landen bieden fiscale hulp bij bedrijfsopvolging.
Over de zogeheten doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting is het CPB in de evaluatie (pdf) milder. Met de DSR kan degene die de onderneming overdraagt de belastingclaim doorschuiven naar de opvolgers. De DSR bereikt zijn doel, maar de vraag of de regeling daarmee ook noodzakelijk en doelmatig is heeft het CPB niet kunnen beantwoorden. Daarvoor ontbreken voldoende gegevens. Wat de DSR wel anders maakt dan de BOR is dat er sprake is van belastinguitstel. De BOR zorgt juist voor afstel van de betaling.
Het CPB geeft het kabinet in overweging om de vrijstelling in de BOR helemaal te laten vervallen en te vervangen door een ruimere betalingsregeling. Die laatste kan dan uitkomst bieden in de gevallen waarin er niet genoeg geld is om de belastingrekening te voldoen. Als de betalingsregeling gunstig genoeg is kan de verkrijger van een winstgevende onderneming de belasting ‘in principe voldoen uit de reguliere winstuitkeringen van de onderneming’, schrijft het CPB. Daarmee zou er in de BOR dus ook geen sprake meer zijn van afstel.
Het kabinet heeft laten weten dat er ‘op een later moment’ een inhoudelijke reactie volgt op het CPB-rapport. Maar het ligt voor de hand dat de evaluatie niet zomaar in een la zal verdwijnen. Op de BOR is namelijk ook flink wat kritiek. Diverse politieke partijen willen helemaal af van de regeling, wat leidt tot kopzorgen bij familiebedrijven. Het kabinet zelf heeft al in het regeerakkoord laten weten dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten de aandacht hebben deze regeerperiode. In samenhang met de nu opgeleverde evaluatie wil het kabinet namelijk bekijken hoe oneigenlijk gebruik kan worden tegengegaan.