Het zou € 92 miljoen kosten om de vrije ruimte van de werkkostenregeling in 2019 met 0,1 procentpunt te vergroten. Het kabinet staat echter niet te springen om deze verhoging door te voeren.
Naast de antwoorden op vragen over de sociale vlaktaks is staatssecretaris Snel van Financiën bij het beantwoorden van Kamervragen naar aanleiding van de fiscale beleidsagenda ook ingegaan op de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). De vaste commissie van Financiën van de Tweede Kamer wilde namelijk graag weten hoe duur het zou zijn om de vrije ruimte (e-learning) op te rekken van 1,2% van de fiscale loonsom naar 1,3%. Het antwoord op die vraag is dus € 92 miljoen in 2019.
Uit de evaluatie van de WKR uit 2017 bleek dat 6,5% van de werkgevers vond dat de vrije ruimte van 1,2% te klein was of de eindheffing van 80% bij overschrijding te hoog. Toch blijft de overgrote meerderheid (96-97%) van de organisaties binnen de grens van 1,2% van de fiscale loonsom. Dat komt doordat veel werkgevers hun regelingen voor vergoedingen en verstrekkingen – zoals die voor de fiets van de zaak, personeelsfeesten en kerstpakketten – met komst van de werkkostenregeling enigszins versoberd hebben.
Het kabinet heeft op basis van het beperkte aantal organisaties dat eindheffing moet betalen geconcludeerd dat de vrije ruimte van 1,2% voldoet in combinatie met de gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen. Er wordt dus geen extra budget vrijgemaakt voor de werkkostenregeling. Dat betekent ook dat een uitbreiding van de lijst met gerichte vrijstellingen ervoor zou zorgen dat de vrije ruimte kleiner wordt. De enige manier om de vrije ruimte budgetneutraal te vergroten, is het beperken van het aantal gerichte vrijstellingen (tools). Daar zouden echter niet alle werkgevers in gelijke mate van profiteren.