AOW-leeftijd gaat per 2024 omhoog, maar per 2029 niet

14 november 2023 | Door redactie

De leeftijd waarop werknemers voor het eerst een AOW-uitkering ontvangen, stijgt per 1 januari 2024 van 66 jaar en tien maanden naar 67 jaar. In de daaropvolgende jaren hoeven werknemers niet te vrezen voor een verdere snelle stijging van de AOW-leeftijd.

Jaarlijks stelt de overheid vast of de AOW-gerechtigde leeftijd omhoog moet. Verhogingen moeten vijf jaar van tevoren worden aangekondigd, dus dit jaar gaat de vaststelling over het jaar 2029. Om te bepalen of de AOW-leeftijd moet stijgen, kijkt de overheid naar de ontwikkeling van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De prognose is dat de levensverwachting niet snel vooruit zal gaan, mede door de nasleep van de coronapandemie. Demissionair minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft daarom in een Kamerbrief laten weten dat de AOW-leeftijd in 2029 hetzelfde blijft als in 2028, namelijk 67 jaar en drie maanden.

Van 2024 tot en met 2027 is de AOW-leeftijd 67 jaar

Eerder is wettelijk al geregeld dat per 1 januari 2024 de AOW-leeftijd omhooggaat naar 67 jaar en deze vervolgens tot en met 2027 onveranderd blijft. Werknemers die in de komende jaren hun pensioen naderen, hoeven dus niet na te denken over een aantal extra maanden werk voordat zij recht op een AOW-uitkering krijgen.
Wel ziet de overheid graag dat werknemers ook als AOW’er nog doorwerken. Naast de verschillende wettelijke voordelen van deze groep werknemers, blijkt uit ander recent onderzoek van het CBS dat werknemers tussen de 65 en 75 jaar zich het vaakst verbonden voelen met de organisatie waarvoor ze werken. Dit hangt samen met het feit dat ze gemiddeld langer in dienst zijn dan andere collega’s.

Pensioenrichtleeftijd blijft ook in 2025 68 jaar

Verder meldt de minister dat de pensioenrichtleeftijd – die op vergelijkbare wijze is gekoppeld aan de levensverwachting – in 2025 68 jaar blijft. De minister benadrukt dat sinds het ingaan van de Wet toekomst pensioenen de fiscale pensioenrichtleeftijd geen onderdeel meer is van het fiscale kader. Wel blijft deze leeftijd nog van belang voor het overgangsrecht. De pensioenrichtleeftijd is relevant voor de berekening hoeveel pensioen binnen de belastingregels mag worden opgebouwd.