Hoge Raad: aanwijzen eindheffingsloon is vormvrij

15 april 2024 | Door redactie

De Hoge Raad besliste onlangs dat het aanwijzen van eindheffingsloon vormvrij is. Ook bevestigde de Hoge Raad in deze procedure dat het aanwijzen uiterlijk moet gebeuren op het fiscale genietingsmoment en niet erna kan plaatsvinden.

Om gebruik te maken van het fiscale voordeel dat de vrije ruimte een organisatie biedt in de werkkostenregeling (WKR), moet de organisatie de loonbestanddelen die zij in onbelast loon voor de werknemer wil omzetten als eindheffingsloon aanwijzen. Ditzelfde geldt voor gebruik van de gerichte vrijstellingen. Maar hoe werkt dat ‘aanwijzen’ als eindheffingsloon nu eigenlijk precies? De Hoge Raad sprak zich hier onlangs over uit. 

Financiële tegemoetkoming aanwijzen als eindheffingsloon

Het ging in deze procedure over een groep ondernemingen die de pensioenregeling voor hun werknemers hadden aangepast. Hierdoor kreeg een grote groep werknemers een lager pensioen dan verwacht. De organisaties kwamen deze werknemers financieel tegemoet als ze afzagen van juridische stappen tegen hen. Gemiddeld betaalden ze zo’n € 26.000 per persoon. Per werknemer werd een bedrag van € 2.400 aangewezen als eindheffingsloon, de rest was loon waarover loonbelasting werd ingehouden en afgedragen. Pas in de bezwaarfase stelden de ondernemingen dat de uitbetaalde bedragen volledig als eindheffingsloon moesten worden aangemerkt en niet alleen die € 2.400. De inspecteur accepteerde dit niet. 

Administratie vastlegging is geen vereiste

De Hoge Raad stelde voorop dat de Wet op de loonbelasting geen eisen stelt aan de vorm waarin de aanwijzing tot eindheffingsloon moet plaatsvinden. Een vergoeding is aangewezen als eindheffingsbestanddeel als de inhoudingsplichtige iets heeft gedaan waarmee hij kenbaar maakt dat hij heeft besloten om de daarover verschuldigde loonbelasting als eindheffing voor zijn rekening te nemen. Bijvoorbeeld met een mededeling aan de werknemer(s) of door iets vast te leggen in zijn administratie. Maar administratieve vastlegging is geen noodzakelijke voorwaarde om te kunnen aannemen dat een vergoeding als eindheffingsbestanddeel is aangewezen. Het is uiteindelijk aan de inhoudingsplichtige om aannemelijk te maken dat een aanwijzing heeft plaatsgevonden. Dat lukte de organisaties in deze zaak niet. 

Uiterlijk op genietingsmoment eindheffingsloon aanwijzen

De Hoge Raad gaf ook aan dat de aanwijzing uiterlijk moet plaatsvinden op het moment waarop het betreffende loonbestanddeel wordt genoten. Dat is immers het moment dat de inhoudingsplichtige belasting moet inhouden, tenzij er sprake is van eindheffingsloon. Een aanwijzing van een vergoeding als eindheffingsbestanddeel kan dus niet voor het eerst in de bezwaar- of beroepsfase worden gedaan, zoals in de organisaties in deze zaak hadden gedaan. 
Hoge Raad, 5 april 2024, ECLI (verkort): 387