Opdrachtnemers die werken op basis van een overeenkomst van opdracht (ovo) krijgen per 1 januari 2018 recht op het wettelijk minimumloon. Bovendien wordt de doelgroep van deze maatregel waarschijnlijk een stuk groter.
Het minimumloon voor opdrachtnemers die werken op basis van een overeenkomst van opdracht (ovo) werd in maart van dit jaar goedgekeurd door de Eerste Kamer. In het voorstel staat dat er sprake is van uitgestelde inwerkingtreding: in de zesde maand na de publicatie in het Staatsblad treden de regels in werking. Die publicatie vindt plaats op dinsdag 4 juli, waardoor opdrachtnemers per 1 januari 2018 recht krijgen op het wettelijk minimumloon (tools).
Er staat echter nog meer op stapel voor het minimumloon voor opdrachtnemers. De ministerraad heeft ermee ingestemd om een ontwerpbesluit dat de doelgroep van de nieuwe minimumloonregels uitbreidt voor advies aan de Raad van State te sturen. Naast opdrachtnemers die werken met een ovo krijgen straks mogelijk alle mensen die op basis van een overeenkomst werken – met uitzondering van zelfstandige ondernemers – recht op het wettelijk minimumloon. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om opdrachtnemers die werken met een aanneem-, uitgeef- of vervoersovereenkomst. Gastouders die kinderen in eigen huis opvangen, worden uitgezonderd van de regeling.
De bedoeling van het invoeren van het wettelijk minimumloon voor opdrachtnemers is om misbruik door opdrachtgevers te voorkomen. De wetswijziging komt voort uit de discussie rondom de postbezorgers die in opdracht van postbezorgbedrijven voor een lage vergoeding pakketten rondbrachten.