Hoewel er geen groots en meeslepend beleidspakket wordt verwacht op Prinsjesdag, zijn er een aantal al aangekondigde maatregelen waar bv's en directeuren-grootaandeelhouders (dga's) rekening mee moeten houden. Verder is de vraag of bv's en dga's nog moeten gaan meebetalen aan het sluitend maken van de begroting. Mogelijk komen er nog aanpassingen van de tarieven in de vennootschapsbelasting (VPB) uit de hoge hoed.
Lees ook: de verwachtingen voor Prinsjesdag 2023 op het gebied van de inkomstenbelasting en de loonbelasting.
De derde dinsdag in september staat weer voor de deur: op 19 september is het Prinsjesdag. Het kabinet presenteert dan traditioneel de begroting voor het komende jaar. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is al duidelijk dat er weinig nieuw beleid uit het Prinsjesdag-koffertje komt. Maar tegelijkertijd komt het kabinet met een pakket om de koopkracht te ondersteunen, naar verluidt ter waarde van € 2 miljard. En dat moet wel financieel gedekt worden. Waar moeten bv's en dga's rekening mee houden op Prinsjesdag?
In box 2 van de inkomstenbelasting gaan vanaf 2024 twee tarieven gelden, zo is eerder al vastgelegd in de wet. Tot een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 67.000 gaat een tarief gelden van 24,5%, daarboven is het 31%. Deze tarieven zijn dus al eerder aangekondigd, maar het kan zijn dat er nog aan gesleuteld wordt. Het tarief in box 2 is onder meer van belang voor dga's die dividend uitkeren. Vanaf 2024 wordt het tarief voor box 2-inkomen boven de € 67.000 dus flink hoger dan de 26,9% die het nu nog is.
Verder is box 2 voor dga's belangrijk bij 'excessieve' leningen bij hun eigen bv. Een lening van meer dan € 700.000 wordt aangemerkt als excessief, en voor het deel boven die grens moet de dga belasting betalen in box 2. Leningen voor een eigen woning zijn daarbij uitgezonderd (infographic). De Belastingdienst zal eind 2023 voor het eerst peilen hoe hoog de leningen zijn. Intussen worden er in het Belastingplan 2024 naar verwachting nog twee reparaties uitgevoerd in de wet die excessieve leningen aanpakt. De ene wijziging heeft te maken met excessieve leningen na emigratie, en de andere hangt samen met hoe de wet uitwerkt bij het einde van een fiscaal partnerschap.
In de VPB is het de vraag hoe de tarieven voor 2024 eruit zullen zien. Sinds dit jaar is het lage VPB-tarief in één keer opgehoogd van 15% naar 19%, en bovendien is de winstgrens tot waar dit tarief geldt verlaagd naar € 200.000. Het ligt niet echt voor de hand dat een demissionair kabinet grootscheepse wijzigingen aanbrengt in de tarieven, maar opvallend is wel dat het Centraal Planbureau (CPB) bij het doorrekenen van verkiezingsprogramma's uitgaat van andere tarieven. Het CPB hanteert namelijk een winstgrens van € 170.000 en een laag tarief van 19,7%.
Verder worden er voor de VPB meer specifieke wijzigingen verwacht in de kabinetsplannen. Zo staan er maatregelen op de rol om zogeheten dividendstripping aan te pakken, wat specifieke ondernemingen minder mogelijkheden geeft om dividendbelasting te verrekenen met de VPB. Ook wordt vanaf 2025 de renteaftrek in de VPB beperkt (infographic) voor bepaalde vastgoedvennootschappen.
Dga's die bezig zijn met het overdragen van hun onderneming (toolbox), moeten ook nog rekening houden met wijzigingen in de fiscale regelingen voor bedrijfsopvolging. Eerder is al in de wet vastgelegd dat verhuurd vastgoed niet meer in aanmerking komt voor belastingvrijstelling onder de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de erf- en schenkbelasting. Als dit inderdaad gewoon doorgaat, kan een opvolger voor een bv met verhuurd vastgoed dus alleen nog in 2023 gebruik maken van de BOR-vrijstelling.
Daarnaast is er nog een hele zwik wijzigingen aangekondigd in de regelingen die vanaf 2025 in zouden moeten gaan. Zo zou de grens voor de 100%-vrijstelling in de BOR omhoog naar € 1,5 miljoen (nu ruim € 1,2 miljoen). Boven die grens zou nog een vrijstelling gelden van 70% (nu 83%) van het ondernemingsvermogen. Ook komt er bijvoorbeeld een minimumleeftijd voor opvolgers die gebruik willen maken van de BOR en de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting.