Ruim een kwart van de werknemers werkte in 2017 aan regelmatig over. Managers spannen daarbij de kroon: 56% geeft aan regelmatig over te werken! Dit blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het CBS verzamelde de gegevens via de Enquête beroepsbevolking (EBB). Daarin werd aan werknemers tussen de 15 en 75 jaar gevraagd of zij overwerken. De werknemers konden aangeven of ze niet of soms of regelmatig overwerken. Managers blijken het vaakst over te werken; in 56% van de gevallen maken zij regelmatig meer dan hun normale uren (tools).
Uit het onderzoek blijkt dat er grote verschillen zijn per beroepsgroep. Managers staan met 56% ver bovenaan met regelmatig overwerken, gevolgd door mensen met een pedagogisch beroep – zoals docenten en onderwijsassistenten – met 45%. Onder werknemers uit de dienstverlenende sector (zoals schoonmakers en horecapersoneel) komt regelmatig overwerk het minst voor (18%).
Van de ondervraagde werknemers gaf 34% aan in 2017 nooit meer dan zijn contracturen gewerkt te hebben. Dit waren iets meer vrouwen: namelijk 37%, tegenover 31% van de mannen.
De werknemers die regelmatig overwerken, deden dat in 2017 naar eigen zeggen gemiddeld zes uur per week. Wat het CBS niet heeft onderzocht, is of de ondervraagde werknemers voor die extra uren ook loon betaald hebben gekregen. Per 1 januari 2018 is het in principe verplicht om over meeruren en overuren minimaal het wettelijk minimumloon(tool) uit te betalen.
Het CBS zette nog wat meer verschillen op een rijtje. Van de werknemers met een voltijdbaan gaf 38% aan regelmatig over te werken, tegen 21% bij parttimers. Ook het opleidingsniveau blijkt nog van belang: van de hoogopgeleiden gaf 40% aan dat ze regelmatig overwerken, tegen 26% bij middelbaaropgeleiden en 18% bij laagopgeleiden. Jongeren (15 tot 25 jaar) werken minder vaak over. Voor veel jongeren is hun werk een bijbaan naast de studie en tijd voor overwerk is er vaak niet. Ook oudere werknemers (65 tot 75 jaar) geven aan weinig over te werken.