Te snel met stoppen onderneming: ontslag gaat niet door

4 december 2023 | Door redactie

Bij het opheffen van een onderneming moeten ook de arbeidscontracten van werknemers worden beëindigd. Maar in een recente zaak heeft de kantonrechter de gevraagde ontbinding van een contract niet toegestaan. Want volgens de rechter was de werkgever wat al te snel overgegaan tot het op slot draaien van de onderneming.

Personeel ontslaan vanwege bedrijfsbeëindiging valt onder ontslag om bedrijfseconomische redenen (toolbox). De werkgever zal daarvoor dus een ontslagvergunning moeten aanvragen bij UWV. En als het uitkeringsinstituut die vergunning geeft, moet de werkgever zelf nog de contracten opzeggen (verdiepingsartikel). In deze zaak had UWV de vergunning echter geweigerd, omdat volgens de instantie onvoldoende was aangetoond dat de bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk waren gestaakt. Vandaar dat de werkgever naar de rechter stapte om het arbeidscontract van een werkneemster te laten ontbinden. 

Verkoop ketst af, dus blijft staking over

Het ging hier om een familiebedrijf, dat ooit begon als ambachtelijke slagerij, maar inmiddels was uitgegroeid tot een onderneming in vleesproducten en maaltijden. Uiteindelijk werd er een herstructurering van de activiteiten uitgevoerd. Eén dochteronderneming ging zich helemaal richten op vleesproductie, en het andere dochterbedrijf zou alleen nog de productie van maaltijden gaan doen. Naast andere leveranciers zou de maaltijdenproducent ook vlees gaan afnemen van haar zusterbedrijf. De werkneemster in kwestie werkte bij de onderneming in vleesproductie.
Volgens de werkgever lukte het om verschillende redenen niet om de vleesproductie rendabel te krijgen. Dat kwam onder meer omdat de zusteronderneming het geproduceerde vlees niet af wilde nemen voor de maaltijden, omdat de kwaliteit niet goed genoeg zou zijn. Zo ontstond er een situatie dat de productieonderneming verkocht óf opgeheven moest worden. Toen een mogelijke verkoop afketste, bleef dus bedrijfsbeëindiging over. Op 30 januari 2023 werd het voornemen tot sluiting besproken in het directieteam. Een dag later werd het personeel hierover ingelicht, waarna vrijwel iedereen zich ziek meldde. Weer een dag later ontving de werkneemster in deze zaak een brief dat definitief besloten was om de productie te staken, en dat haar baan dus kwam te vervallen.

Onderneming kreeg 'geen eerlijke kans'

In tegenstelling tot het UWV was de kantonrechter van mening dat inmiddels wel voldoende vaststond dat er geen bedrijfactiviteiten meer waren. Maar vervolgens kwam de rechter bij de vraag of de onderneming niet te snel had besloten om de activiteiten compleet te staken, waardoor de werkneemster op straat kwam te staan. De rechtbank wees er daarbij wel op dat een ondernemer best veel vrijheid heeft om de onderneming te staken, als hij dat nodig vindt. De rechter moet dus terughoudend zijn bij het oordeel over de bedrijfsvoering.
Maar toch oordeelde de kantonrechter dat de bedrijfsbeëindiging in dit geval niet deugde. Uit de ingediende stukken bleek volgens de rechter helemaal niet dat nog 'maandenlang' was geprobeerd om het tij nog te keren, zoals de werkgever betoogde. Er was te weinig werk gemaakt van het voldoen aan de eisen van het zusterbedrijf voor het afnemen van vlees, en dus had de onderneming 'geen eerlijke kans' gekregen. De onderneming had er daarmee te snel voor gekozen om de productieonderneming helemaal te sluiten. De bedrijfsbeëindiging was niet redelijk en dus ontbond de rechter het arbeidscontract niet. De werkgever zal dus een andere reden moeten zoeken voor het ontslag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16 oktober 2023, ECLI (verkort): 7279