PVV-verleden is geen reden voor ontslag

1 juni 2023 | Door redactie

Een werkgever mag een werknemer niet zomaar ontslaan vanwege zijn politieke overtuiging, ook niet in de proeftijd. Rechtbank Rotterdam vernietigde onlangs het proeftijdontslag van een werknemer die nog vóór zijn start de ‘deur gewezen kreeg’ vanwege zijn politieke verleden.

De dag vóór indiensttreding ontving de man in kwestie een ontslagbrief waarin de werkgever (een stichting) zich beriep op het proeftijdbeding (artikel) in de arbeidsovereenkomst. De werkgever was erachter gekomen dat de werknemer fractiemedewerker was geweest bij de Partij voor de Vrijheid (PVV). Volgens de werkgever had de werknemer dit moeten melden, omdat de inhoud en het doel van zijn werk voor de PVV niet te verenigen waren met de normen en waarden van de stichting.

Werknemer nam gesprek op

Bovendien was de integriteit van de partner van de werknemer in het verleden ter discussie gesteld, waarbij ook de werknemer betrokken was. Door deze informatie te verzwijgen in het sollicitatieproces – het stond ook niet op het cv of LinkedIn-profiel van de werknemer – vond de werkgever dat de werknemer hem de kans had ontnomen om een eigen afweging te maken, die in dat geval in het nadeel van de werknemer zou zijn uitgevallen.
Op de geplande dag van indiensttreding verscheen de werknemer, met zijn partner, toch bij de stichting. In een gesprek met de werkgever, dat de werknemer ondanks een bezwaar van de werkgever opnam, probeerden de werknemer en zijn partner op een dreigende wijze het ontslag ongedaan te maken. Toen de werkgever dit weigerde, stapte de werknemer naar de kantonrechter.

Politiek ontslag in strijd met opzegverbod

De werknemer verzocht Rechtbank Rotterdam om het proeftijdontslag te vernietigen, omdat er volgens de werknemer sprake was van een ‘politiek ontslag’, dat in strijd was met een opzegverbod. Volgens de werkgever was niet de politieke voorkeur van de werknemer de reden voor het ontslag, maar zijn zwijgen en liegen en het verdraaien van zijn cv. De kantonrechter oordeelde dat het duidelijk was dat de politieke overtuiging van de werknemer de reden was voor het ontslag. Zo had de werkgever in de ontslagbrief juist benadrukt dat de politieke standpunten van de PVV haaks stonden op de normen en waarden van de stichting. Ook zou hij de werknemer niet hebben aangenomen als hij van zijn PVV-verleden had geweten. De werkgever had dus in strijd gehandeld met het (opzeg)verbod om onderscheid te maken op basis van politieke gezindheid.
Toch kwam er wel een ontslag: de rechter ontbond de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond (artikel)), onder meer vanwege het intimiderende bezoek van de werknemer en zijn partner. De billijke vergoeding waarop de werknemer recht had vanwege het onrechtmatige ontslag viel mede door dit bezoek wel iets lager uit; de rechter veroordeelde de werkgever tot het betalen van € 5.000.
Rechtbank Rotterdam, 19 april 2023, ECLI (verkort): 4211